In het huidige economische klimaat is het moeilijk om geld uit de markt te halen. Het komt daardoor steeds vaker voor dat een directeur grootaandeelhouder dan maar zelf de lening verstrekt aan zijn BV. Of dat een moedermaatschappij geld uitleent aan een dochtermaatschappij. Bij dergelijke ‘vestzak-broekzakverhoudingen’, kan het voorkomen dat deze ‘verbonden partijen’ wat ‘nonchalant’ omgaan met de voorwaarden waaronder zij de lening afsluiten.

Het is echter zeer belangrijk dat ook dergelijke leningen op een zakelijke basis worden vormgegeven. De Belastingdienst zit namelijk, als gevolg van een hele berg aan rechterlijke uitspraken, als de spreekwoordelijke ‘bok op de haverkist’. Dat doet met name pijn als het niet goed gaat met de lening en de financiering moet worden afgewaardeerd.

Hoe toets je of een rekening zakelijk of onzakelijk is?
Of een lening zakelijk is, hangt onder andere af van de vraag: zou een derde deze lening onder dezelfde voorwaarden hebben verstrekt? Het rentepercentage, de gestelde zekerheden en de overeengekomen aflossingsverplichtingen zijn daarbij belangrijke toetsstenen. Wanneer het antwoord op deze zakelijkheidsvraag ‘nee’ is, heeft dat belangrijke en nadelige fiscale gevolgen.

Als er sprake is van een (zakelijke) lening, is de betaalde rente aftrekbaar en de ontvangen rente belast. Een afwaardering van de lening komt ten laste van de winst. Als de lening één of meer onzakelijke voorwaarden kent, bijvoorbeeld een te laag of te hoog rentepercentage, is het mogelijk om de voorwaarden alsnog zakelijk te maken. Bijvoorbeeld door het rentepercentage aan te passen naar een meer zakelijk niveau.

Het kan echter ook zijn dat de hele lening onzakelijk is. Hiervan is sprake als een geldverstrekking tussen verbonden partijen zoveel onzakelijk elementen kent, dat eigenlijk geen zakelijk rentepercentage is vast te stellen voor het debiteurenrisico dat wordt gelopen. De gelieerde partij neemt dat risico dan niet als schuldeiser, maar als aandeelhouder. Een afwaardering van een dergelijke ‘onzakelijke lening’ is dan niet aftrekbaar. Menig directeur-grootaandeelhouder kreeg inmiddels nul op het rekest toen hij een niet-geaccepteerde afwaardering voor de rechter aanvocht.

De vraag of een lening zakelijk of onzakelijk is, moet worden beantwoord op het moment van aangaan. Maar een zakelijke lening kan, door gewijzigde omstandigheden, alsnog onzakelijk worden. Om onwenselijke fiscale gevolgen te voorkomen is het dus belangrijk om leningen tussen gelieerde vennootschappen en leningen tussen de directeur grootaandeelhouder en zijn vennootschap op onzakelijke elementen te controleren en indien nodig de voorwaarden aan te passen.

Mr. A.R. (Bram) Faber,
Schuiteman Accountants & Adviseurs BV

schuiteman.com