Per 1 januari 2020 treedt de WAB (Wet Arbeidsmarkt in Balans) in werking. Op grond van de WAB kan een werknemer vanaf de eerste dag van de arbeidsovereenkomst aanspraak maken op  een transitievergoeding. Hiervoor is wel nodig dat de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van de werkgever, bijvoorbeeld door het besluit dat een tijdelijk contract niet wordt verlengd.

De transitievergoeding is ook verschuldigd over de periode van de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2020. Het lijkt dan ook vrij logisch om een gedeelte van de in de toekomst verschuldigde transitievergoeding ten laste van de winst 2019 te brengen en hiervoor een zo genaamde voorziening te treffen. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Onlangs heeft de rechter namelijk uitgemaakt dat het werkgevers niet is toegestaan om een “algemene” voorziening te treffen voor de transitievergoeding.

Voldoende zekerheid
Om in 2019 een voorziening te kunnen vormen is het nodig dat op balansdatum (31 december) met voldoende zekerheid kan worden voorzien dat een (aantal) dienstverband(en) na de balansdatum zal worden beëindigd en dat de werkgever een transitievergoeding zal moeten betalen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer op balansdatum of eerder is besloten tot een reorganisatie ten gevolge waarvan in 2020 personeel zal moeten afvloeien. Maar ook als een werkgever in 2019 aan een individuele werknemer heeft medegedeeld dat zijn in 2020 aflopend arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en hierbij in 2019 een onherroepelijk aanbod heeft gedaan voor een transitievergoeding.

Gedeelte ten laste van de winst
In deze situaties kan de transitievergoeding al in 2019 ten laste van de winst worden gebracht, voor zover deze op de werkgever drukt (de werkgever ontvangt hiervoor dus geen compensatie van het UWV) en voor zover deze toerekenbaar is aan de periode tot balansdatum.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Han Brandsen, Senior Belastingadviseur bij Visser&Visser (jfbrandsen@visser-visser.nl).

www.visser-visser.nl